10-20 systeem

Het 10–20 systeem is een gestandaardiseerde methode voor het plaatsen van elektroden voor elektro-encefalografie (EEG) op de hoofdhuid. Het wordt veel gebruikt bij EEG-onderzoek om de elektrische activiteit van de hersenen te meten. De naam “10–20” verwijst naar de afstanden tussen de elektroden, die 10% of 20% van de totale afstand tussen bepaalde anatomische punten op de schedel bedragen.

In het 10–20 systeem worden elektroden geplaatst op specifieke locaties op basis van de afstand tussen bepaalde anatomische referentiepunten. Deze punten omvatten de nasion (het punt tussen de neusbrug en het voorhoofd), het inion (het meest uitstekende punt aan de achterkant van de schedel) en verschillende andere punten langs de schedelrand. De afstanden tussen deze punten worden gemeten en verdeeld in 10% of 20% intervallen.

Dit systeem zorgt ervoor dat elektroden consistent worden geplaatst bij verschillende individuen, waardoor EEG-vergelijkingen betrouwbaarder zijn. Het helpt ook bij het lokaliseren van specifieke hersengebieden voor diagnostische doeleinden.